Het moest er maar eens van komen: leren schrijven voor taalniveau B1! Ik dacht dat ik dat al wel kon. Moeilijke woorden leg ik uit en zinnen houd ik kort. Hoeveel meer kon het nu zijn? Daar ben ik achtergekomen toen ik met de e-learning ‘Leer schrijven in eenvoudig Nederlands’ begon van Bureau Taal. Schrijven voor B1 is helemaal niet zo gemakkelijk! Hieronder lees je mijn leermomenten en verrassingen.
Richt je op actie
Allereerst is het belangrijk dat je je richt op de actie. Wat wil je dat de lezer doet? Je mag alle onnodige woorden en achtergrondinfo gerust weglaten. Mensen hebben namelijk geen zin in lezen. En daarbij komt: hoe vollediger, hoe verwarrender. Een tekst op B1-taalniveau is dus niet per definitie langer.
Begin met het belangrijkste
Zet het allerbelangrijkste bovenaan. Ook op alineaniveau begin je met het belangrijkste. Krijgt iemand geen vergunning? Meld dit in de brief dan direct bovenaan. Leg pas daarna uit waarom wel of niet. Begin dus niet eerst met een uitleg van de beoordelingsprocedure voor vergunningen.
En schrijf je voor een brochure? Beschrijf dan direct in het begin de dienst die je aanbiedt. Vertel pas later over het waarom en de voordelen. Dit vind ik trouwens nog best lastig om te accepteren. Ik ben geneigd om in de eerste alinea eerst contact te maken met de lezer. Ik stel dan vragen als: ‘Heb je ook te maken met blabla?’ of ‘Ben je ook toe aan een…?’ En pas als de lezer zich aangesproken voelt, stuur ik aan op de dienst. Maar nee, dat is dus niet de juiste volgorde.
Informeel taalgebruik
Wat mij verder opviel in de B1-brieven in de e-learning, is dat de schrijver gewoon ‘we’ gebruikt. Lekker informeel. Dus niet het iets formelere ‘wij’ of de organisatienaam als onderwerp. Vernieuwend, dat wel! En ook de tussenkopjes zijn informeel. Zoals: ‘Wat moet u doen?’ of ‘Vragen?’. Het viel mij op dat de teksten zo vriendelijk zijn. Aan het eind van een brief staat bijvoorbeeld: ‘Heeft u nog vragen? Bel dan 0111-11111. Wij helpen u graag.’
Heldere uitleg
Ik begrijp de brieven trouwens goed. De schrijver legt alles stap voor stap uit en spreekt de lezer direct aan. Je komt zinnen tegen als:
- ‘Dit is een brief waarin…’
- ‘Maar we kregen uw aanvraag te laat.’
- ‘Maar dit heeft u niet gedaan. Daarom krijgt u misschien een boete.’
- ‘Als u dit hebt gedaan …’
Staat in de brief dat je binnen een bepaalde termijn moet reageren? Dan is ‘binnen 4 weken na datum van verzending van deze brief’ niet goed genoeg. Maak er liever van: ‘Binnen 4 weken na de datum boven aan deze brief…’ Lekker concreet natuurlijk.
Moeten mag
Ik dacht altijd dat je ‘moeten’ moet voorkomen in teksten. Maar in de B1-brieven die ik in de e-learning las, wordt het woord gewoon gebruikt. Het is niet: ‘Wij vragen u het formulier voor <datum> terug te sturen.’ maar ‘U moet dit formulier…’ Een andere zin die ik tegenkwam: ‘U moet dit formulier zo snel mogelijk terugsturen. Dat moet u doen omdat de regering een nieuwe wet heeft gemaakt. En het college van B & W een nieuwe verordening heeft gemaakt.’ En wat dacht je dan van deze? ‘Hierin stond dat u moet doen wat wij zeggen. En als u dat niet doet, krijgt u een boete.’ Man, man, het is soms echt wel even schrikken, hoe simpel alles wordt opgeschreven. Maar ja, that’s B1!
Korte zinnen
B1-zinnen (zinnen op taalniveau B1) mogen slechts 10-12 woorden lang zijn. Hierdoor moet je vaak zinnen ophakken. Hoe je dit doet, legt de e-learning heel duidelijk uit. Zorg dat elke zin maar 1 hoofdgedachte heeft. Zet de extra info, waarom bijvoorbeeld iets moet, in een nieuwe zin. Echt een handig ezelsbruggetje.
Wat ik een nadeel vind van korte zinnen is dat ze soms op gekke manieren beginnen. Niet bepaald hoe je op school hebt geleerd. Gesignaleerd:
‘En omdat..’
‘Of wanneer u…’
‘Maar we kregen…’
De e-learning geeft tips hoe je lange zinnen kunt ophakken. Hieronder een paar voorbeelden. Heb je een lange zin met:
- ‘want’? Vervang dan ‘want’ door een punt. En laat de volgende zin beginnen met: ‘Dat komt doordat…’
- ‘Hoewel’? Vervang dan ‘hoewel’ door een punt. Begin de nieuwe zin met: ‘Toch’.
- ‘Omdat’? Vervang dan ‘omdat’ door een punt en begin de nieuwe zin met ‘Daarom’.
- ‘waardoor’? Vervang ‘waardoor’ door een punt. Begin de nieuwe zin met ‘Daardoor’.
- ‘Dus’? Vervang ‘dus’ door een punt en begin de nieuwe zin met ‘Daarom’.
En natuurlijk, een als/dan zin knip je op in:
- een zin met een vraag.
- een zin met het antwoord, beginnend met ‘Dan’.
Geen passieve werkwoordsvormen
Je moet in B1-teksten de passieve werkwoordsvorm (worden/zijn) vermijden. Dat begrijp ik. Toen ik net als webredacteur begon, verbande ik werkelijk elke passieve werkwoordsvorm. Dat is niet altijd zo gemakkelijk. Als je dat wilt doen moet je namelijk achterhalen wie verantwoordelijk is. Of wie iets heeft besloten. Was dat de regering of misschien de directie? Ik voelde mij net een detective. Wie heeft iets gedaan? Of wil iets bereiken? Nee, gewoon zeggen wie er verantwoordelijk is. Deze eindverantwoordelijke personen krijgen er toch voor betaald.
Pas later werd ik veel milder. Met name in nieuwsberichtjes. Dan zag ik in dat passieve zinnen wel een voordeel hebben. Soms boeit het naar mijn idee niet zo wie wat doet. Of van wie iets moet. Als het maar gebeurt. Een ander voordeel van passieve werkwoordsvormen is dat het belangrijkste vaak vooraan staat. En soms zijn passieve zinnen zelfs korter.
Bekijk bijvoorbeeld de zin: ‘Uw bestelling wordt zo snel mogelijk verstuurd.’ Maar nee, dit moet in B1 zijn: ‘Onze magazijnmedewerkers sturen uw bestelling zo snel mogelijk naar u toe.’ Toegeven, deze zin leest gewoon lekker weg en verkleint de afstand tussen schrijver en lezer. Misschien kun je er zelfs van maken: ‘Wij sturen uw bestelling…’
Maar goed. De e-learning schrijft voor: gebruik alleen actieve werkwoordsvormen. Dus toch gedag zeggen tegen passief, al begon ik passief de laatste jaren steeds liever voor geworden.
Nominalisaties de deur uit
Geen nominalisaties als je B1 schrijft. Oh jee, ik gebruik juist heel vaak nominalisaties. Lekker kort en krachtig dacht ik. Wat is een nominalisatie? Hierbij maak je van een werkwoord een onderwerp. Van vergeven maak je bijvoorbeeld vergeving. Waarom geen nominalisaties? Ze zijn saai en halen de actie uit de tekst. Ok, mee eens.
Ook verbannen: formele woorden, vaktaal, spreekwoorden, laagfrequente woorden (woorden die weinig gebruikt worden).
Examen doen
Na de e-learning heb ik de 3 examenopdrachten gedaan. Poeh en dat was nog geen eitje! Ik moest ingewikkelde teksten omzetten naar B1-niveau. Je kreeg per tekst 3 pogingen. Na elke poging gaf de e-learning aan of je op B1 zat of niet. Opdracht 1 en 3 kreeg ik na wat pielen op B1-niveau. Yes! Maar dat lukte niet bij opdracht 2. Man, man.
Via de Texamen-tool in de e-learning kreeg ik globale feedback. Ik zag dat ik in de tweede opdracht te veel laagfrequente en formele woorden had gebruikt. Het lukte mij niet om deze terug te dringen. Ik heb het dus maar opgegeven.
Na het examen van de e-learning mocht ik gratis een boekje bestellen over de taal van Jip en Janneke. Een aanrader waarin nog eens het belang van B1-teksten wordt uitgelegd.
E-learning is aanrader
Het was een leerzame e-learning. Wel een aanrader als je echt werk wilt maken van B1-schrijven. Mocht je interesse hebben, je kunt hem volgen bij Bureau Taal. Maar wees gewaarschuwd: het is even wennen soms.
En nu de praktijk
Heel toevallig heb ik vlak na de e-learning een B1-webredactieklus gekregen. Een brief op B1, ok. Maar een website op B1 is toch een flinke klus. Gelukkig hoef ik het niet alleen te doen. Zijn er überhaupt websites die volledig voor taalniveau B1 geschreven zijn? Jippie, we gaan B1-schrijven in de praktijk brengen! Lees mijn bevindingen in de volgende blog.